Vind de juiste proeflezer

Wie is de eerste persoon die je boek of gedicht te lezen krijgt? Wat verwacht je van hen? Kies je een familielid of een volslagen onbekende? Aan hoeveel mensen vertrouw je jouw manuscript toe? Vragen waarmee elke schrijver op een bepaald moment wordt geconfronteerd. VERZIN vroeg aan auteurs Maud Vanhauwaert, Christine Van den Hove en Johan de Boose hoe zij met deze vragen omgaan.

Wie met een schrijver samenwoont, zal de vraag ongetwijfeld wel kennen. “Kan je dit even nalezen en me laten weten wat je ervan vindt?” Sommige partners zullen dan spontaan in een kramp schieten uit vrees dat mogelijke negatieve feedback hen voor enkele nachten uit de echtelijke sponde zal bannen of positieve woorden weggewuifd worden met een “je durft niet anders”. VERZIN ging op zoek naar enkele basisregels voor proeflezers en toetste ze af bij bovenstaande auteurs.

 

Less is more

We kennen allemaal het gezegde: te veel koks bederven de brij. Dit geldt ook voor proeflezers. Verschillende meningen kunnen interessant zijn, maar zaaien evenzeer twijfel. Voor Vanhauwaert is er slechts één proeflezer: haar partner. Zonder haar goedkeuring gaat geen enkele tekst de deur uit. Ze voegt er lachend aan toe dat ze haar liefde niet meer voor zich hoeft te winnen en dat ze dus heel open kunnen zijn met elkaar. Bij de Boose zijn het de redacteuren bij uitgeverij De Bezige Bij die zijn werk het eerst onder ogen krijgen. Hij nuanceert wel dat hij zijn volwassen kinderen in het leesproces van het autobiografische Dondersteen betrok. Zijn vrouw wacht liever het eindresultaat af, maar, fervente lezeres die ze is, toetst de Boose toch bij haar af of zijn onderwerp voldoende krachtig en levensvatbaar is. Van den Hove, de debutant in dit rijtje, bekent dat ze bij het schrijven van haar eerste boek erg onzeker was. In het begin stuurde ze haar literaire vorderingen door naar twee vriendinnen. Een bemoedigend ‘ja’ was voldoende om haar verder te laten schrijven. Na drie maanden was haar eerste versie klaar. Ze herwerkte het manuscript en legde het vervolgens opnieuw voor aan een vijftal mensen die iets verder van haar af stonden.

 

Kies lezers, geen schrijvers

Onze drie auteurs zondigden alvast niet tegen deze regel. De partner van Vanhauwaert is ingenieur en doet dus professioneel niets met taal. Haar feedback verzandt nooit in vage formuleringen en ze weet perfect de vinger aan de literaire pols te houden. Vanhauwaert waarschuwt ook om er bewust van te blijven dat er drie instanties zijn:

  1. de schrijver
  2. de lezer
  3. de tekst

Zodra de tekst geschreven is bevinden die instanties zich in een gelijkzijdige driehoek, op evenveel afstand van elkaar. Die driehoek vormt de ruimte waarin een open gesprek kan plaatsvinden. Wanneer de schrijver de tekst al te veel naar zich toetrekt, krijg je geen driehoek meer, maar een strak gespannen koord tussen a+c en b. Die spanning is allerminst bevorderlijk. Ook de Boose probeert bij voorkeur om schrijfcollega’s uit dit deel van het schrijfproces te weren, al geeft hij wel toe dat hij Stefan Hertmans vroeg als proeflezer voor Het vloekhout. We zien deze uitzondering graag door de vingers. Van den Hove selecteerde een vijftal proeflezers waarvan ze dacht dat ze deel uitmaakten van haar doelpubliek, met name lezers die van een goed verhaal in een pure taal hielden. Daarmee ging ze iets verder dan het vertrouwde clubje vriendinnen om erachter te komen wat de eventuele zwaktes in het verhaal waren.

 

Stuur je proeflezers met gerichte vragen op pad

Van den Hove bevestigt dat het erg fijn is als je proeflezers zeggen dat ze genoten hebben van je verhaal, dat geeft vertrouwen. Maar de meest waardevolle feedback bestaat uit vragen en uit suggesties voor verbetering. “Als lezers een passage onduidelijk vinden of zeggen dat ze het gedrag van een personage niet begrijpen of ongeloofwaardig vinden, dan moet ik aan de slag. Hoe kan ik deze passage verhelderen? Hoe kan ik de gebeurtenissen geloofwaardiger maken?”

Ga als proeflezer niet op zoek naar foute taalconstructies of verkeerd taalgebruik. Daar heeft de uitgeverij redacteurs voor. Ga aan de slag met de inhoud en koppel zo concreet mogelijk terug naar de schrijver. Om je daarbij te helpen heeft VERZIN alvast een niet-exhaustief lijstje opgesteld met mogelijke tips om schrijver én proeflezer te helpen:

  • Houdt het verhaal van bij het begin je aandacht? Was er een bepaald punt waarop je gedachten afdwaalden? Hoe

    kwam dat?

  • Is het duidelijk waar het verhaal zich afspeelt en wie de personages zijn?

  • Voelen de personages waarachtig aan en reageren ze volgens hun karakter? Bieden alle personages in het boek een meerwaarde voor de plot?

  • Is de omgeving natuurgetrouw weergegeven en zitten er niet te veel clichés in verwerkt?

  • Is het verhaal altijd even duidelijk? De plot en de wendingen in het hoofd van de schrijver moeten een logisch geheel vormen.

  • Zitten er onregelmatigheden in het boek. Een grootmoeder die geen kinderen heeft, kan een hoog Twilight Zone-gehalte oproepen.

  • Kan je overbodige woorden schrappen? Niet alle woorden hebben een beschrijving nodig. Plamuur de verbeelding van een lezer niet dicht met een overdaad aan details. Je schrijft een boek, je beschrijft geen inbreker voor een politieidentificatie.

  •  Eindcorrectie is geen doel op zich, maar als er stijlfouten zijn of interpunctie die meermaals verkeerd wordt toegepast, dan mag je dit zeker vermelden.

  • Heeft de schrijver bepaalde stopwoorden die je na een tijd opvallen en mogelijk zelfs irriteren?

Als schrijver is het niet altijd even makkelijk om je creatie los te laten op de wereld. Niemand schrijft met de intentie slechte literatuur te creëren. Lof is snel gegeven, kritiek is een gerecht dat vaak zwaar op de maag blijft liggen. Johan de Boose kreeg van Suzanne Holtzer, redacteur van Mulisch en Claus, de raad om “niet teveel na te denken en als een kind met zijn taalmateriaal te spelen”. Neem dit advies alvast ter harte.

 

Verschenen in VERZIN januari 2021
Door Yves Joris 
Foto: © Unsplash/cottonbro 

 

 

-------------------------------------------------------------------------------------------------

VERZIN brengt je driemaandelijks interviews met bekende schrijvers en aanstormend talent, schrijftips en -advies.

Ontdek in dit nummer een exclusief interview met Elena Ferrante, het dossier 'Toneelschrijven', met tips om een scène te schrijven en diepgravende gesprekken met toneelschrijvers Peter De Graeve, Tristan Versteven, Annelies Verbeke, Fikry El Azzouzi en Tom Lanoye. 

VERZIN winter 2021

 

Kan je niet genoeg krijgen van VERZIN? Abonneer je en krijg hét magazine dat je aan het schrijven zet, vier keer per jaar in de bus.