Tom Lanoye: “Theater gaat terug op de roots van de literatuur”
Hoe zorg je ervoor dat een theatertekst werkt? Waar moet je op letten en hoe zit het schrijfproces van zo een theatertekst in elkaar? Weinig Vlaamse schrijvers kennen het klappen van de theaterzweep zo goed als Tom Lanoye. Meer dan twintig stukken schreef hij tijdens zijn carrière bij elkaar – en ook voor de komende theaterseizoenen liggen er nieuwe kleppers klaar. ‘Ten Oorlog’, zijn grootschalige, berijmde Shakespeare-adaptatie uit de jaren negentig, zit bij heel wat theaterliefhebbers voor altijd in het geheugen gegrift. Ook bij hemzelf: “Zes stukken puren uit acht stukken. En dan met die verzen nog iets aanvangen ook: dat is doctoreren in de toneelschrijfkunst.”
VERZIN mocht tijdens deze theaterarme winter even op masterclass, rechtstreeks vanuit Kaapstad. Lees gerust mee.
Zit theater bij jou in het bloed?
Wie ‘Sprakeloos’ gelezen heeft, weet meteen waar mijn grote liefde voor het theater vandaan komt. Mijn moeder was een fantastische amateuractrice. Ook haar temperament, haar flamboyantie, stuurde me onvermijdelijk in de richting van het theater. Maar er speelde ook een ander aspect. Als jonge schrijver wilde ik fulltime schrijver kunnen zijn en niet een leraar met een literaire hobby bijvoorbeeld. Dat betekende dat ik met mijn teksten ook het podium op moest om geld te verdienen. Maar ik gaf mezelf daarbij een heel duidelijke opdracht mee: ik moest van mezelf uitzoeken hoe tekst werkt op een podium. Voor mij gaat dat terug op de ultieme roots van de literatuur: vertellen, de wereld in verhalen vatten. Dat is in essentie een sociale activiteit. Of ik nu een roman schrijf of een theatertekst, dat maakt niet uit: ik zoek een publiek, een ‘gehoor’.
Is theater schrijven moeilijker of juist makkelijker dan proza schrijven?
Toneel schrijven is zeker niet het makkelijkste ambacht. Je moet dat echt leren. Het voelt alsof je twee broden tegelijkertijd aan het bakken bent. Je moet heel duidelijk jouw ding schrijven én je moet tegelijkertijd ruimte openlaten voor de interpretatie van de regisseur en de acteurs. Zo heb ik bijvoorbeeld geleerd om steeds minder regieaanwijzigingen in mijn theaterteksten te zetten. Je mag niet op dezelfde manier de baas spelen als bij een roman, een gedicht of een column.
De spelregels bij het schrijven van een theatertekst zijn ingewikkelder dan bij proza, maar juist daarom ook spannender. Ik ga daarbij altijd op zoek naar drama. Drama gaat essentieel over de verscheurdheid van minstens twee standpunten. Dat is bijvoorbeeld helemaal anders dan bij een column, waarbij ik enkel mijn eigen mening zo goed mogelijk formuleer. In een klassiek drama – denk daarbij bijvoorbeeld aan ‘Antigone’ – staan twee wereldbeelden tegenover elkaar. Als toneelschrijver moet je zoeken hoe je de beide kampen ‘hun gelijk’ geeft. Als je helemaal niet met Kreon kan sympathiseren en enkel mededogen voelt voor Antigone, dan is er gewoon geen drama. Een kijker moet bij Kreon kunnen voelen: ‘die is misschien wel stuurs en bokkig, maar ergens heeft hij toch ook wel een béétje gelijk.’ Dat is drama. Het besef van hoe je dat tot stand kunt brengen, groeit bij mij nog altijd.
Hoe komt een theatertekst tot stand? Hoe ziet jouw werkproces eruit?
Bij het kiezen van een stuk om te bewerken, of bij het schrijven van een nieuw stuk, gelden voor mij altijd dezelfde criteria. Het moet universeel zijn en het moet iets vertellen over de tijd waarin we leven. Dat zijn de ideale stukken. Daar voeren we dan eerst lange gesprekken over samen met de regisseur en de dramaturg. Dan ga ik me inlezen en dan volgen er weer gesprekken. Die wisselwerking, zeker die met de dramaturg, is voor mij altijd enorm vruchtbaar. Bij ‘Wie is bang’ bijvoorbeeld had ik tijdens het eerste gesprek meteen al mijn eerste zin te pakken.
Na zo een verkennende groepsfase, maak ik eerst en vooral een treatment. Daarin zeg ik heel summier wie de personages zijn, welke rol ze spelen in de theaterwerkelijkheid, maar ook welke betekenis hun personage zal krijgen in het stuk: dat zijn de twee lagen waar het om draait. Ik som ook kort op welke scènes ik op dat moment al voor me zie, of op z’n minst wat de begin- en eindsituatie is. Dan begin ik te schrijven aan mijn eerste versie. Daar wordt dan feedback op gegeven en zo werk ik verder aan een tweede, derde, vierde, soms zelfs een vijfde versie.
De uiteindelijke tekst beschouw ik als een soort van partituur, waar verschillende groepen misschien wel helemaal andere voorstellingen uit zouden kunnen puren. De uiteindelijke eerste lezing van die partituur is voor mij een heel belangrijk ritueel. Die acteurs lezen je tekst en plots komt er nog zoveel naar boven waar je niet eens aan gedacht had. Ik lag slap van het lachen toen Els Dottermans de rol van Denise uit ‘Wie is bang’ las. Ik had de rol op haar lijf geschreven, maar ze haalde daar nog zoveel bijkomende echo’s uit. Wauw. Dat is de échte magie van toneel.
Geef je de regisseur daarna de totale vrijheid?
Ja. Ze mogen er voor mij aan sleutelen zoveel ze willen, maar it better be good. De jonge acteurs van Camping Sunset gaan komende zomer ‘Ten oorlog’ spelen en mijn goede raad voor hen luidt: alsjeblief, koop een breekijzer, een kettingzaag en een aantal staven dynamiet. Je moet die tekst openbreken. Ook bij ‘Wie is bang’ heeft de regisseur uiteindelijk een aantal dingen helemaal anders aangepakt dan ik ze had bedacht. Ik stond daar kritisch tegenover, maar ook dat hoort bij theater: je moet het in zijn handen kunnen leggen en loslaten.
Ik vind het wel belangrijk dat mijn tekst, in zijn oorspronkelijke vorm, nadien wordt uitgegeven. In boekvorm worden theaterteksten een soort van leesdrama’s. Theater lezen is trouwens heerlijk. Je hebt als lezer veel meer vrijheid dan in een roman, je bent als het ware de regisseur van je eigen verbeelding. Ik hoopt echt dat ik mijn uitgever een keer zo gek krijg om een bloemlezing te mogen maken, een telefoonboek dik, van de belangrijkste toneelstukken. Vraag aan bijna iedereen ter wereld: wie is de belangrijkste schrijver aller tijden? Miljoenen mensen zullen antwoorden: Shakespeare. En als je dan vervolgens vraagt wat ze van hem gelezen hebben, blijft het stil. Daar wil ik heel graag verandering in brengen.
’Wie is bang’, een bewerking van ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’, is Lanoyes meest recente stuk en werd uitgegeven bij Prometheus. Heel wat andere theaterteksten uit het rijke oeuvre van Lanoye kan je gratis downloaden op lanoye.be.
Interview met Tom Lanoye door Annemarie Peeters
Foto: Tom Lanoye ©Arthur Los Fotografie
-------------------------------------------------------------------------------------------------
VERZIN brengt je driemaandelijks interviews met bekende schrijvers en aanstormend talent, schrijftips en -advies.
Ontdek het dossier 'Toneelschrijven' in de nieuwe VERZIN en lees er ook de interviews met toneelschrijvers Peter De Graeve, Tristan Versteven, Annelies Verbeke en Fikry El Azzouzi.
Kan je niet genoeg krijgen van VERZIN? Abonneer je en krijg hét magazine dat je aan het schrijven zet, vier keer per jaar in de bus.