Dimitri Bontenakel: “Schrijven over wat ik ken, interesseert me niet. Ik ga het graag verder zoeken.”
Net als The Dirty Dozen telt de VERZIN-redactie volk van allerlei slag in zijn rangen - journalisten, redacteurs van kunsttijdschriften, schrijvers, dichters. Soms komt dat volk ook met eigen werk op de proppen. Zo leverde hoofdredacteur Dimitri Bontenakel in april zijn vijfde roman af. 'De Berenrug' neemt de lezer mee naar een eiland ergens tussen Schotland en IJsland. Net als in de voorganger 'Schaduw en vuur' toont Bontenakel zijn voorliefde voor strakke compositie, vloeiende taal en intrigerende personages.
Door Peter Mangel Schots
Foto: Koen Broos
Zowel 'Schaduw en vuur' als 'De Berenrug' spelen zich af in een andere wereld dan het hier en nu: een fictief eiland, het verleden, de toekomst. Zit daar een idee achter?
Een allesomvattend idee niet meteen. Voor 'De Berenrug' wilde ik vertrekken van iets fictiefs, omdat ik er dan mijn eigen zin mee kon doen. Ik vertrok oorspronkelijk van wat ik las over het eiland Nauru in de Stille Oceaan. Door intensieve fosfaatontginning gaat het grondig mis met dat eiland. Maar dat verhaal nog eens dunnetjes overdoen wilde ik niet . Al lang geleden had ik een idee over een eiland en wat er zou gebeuren als de natuur daar is verdwenen. Op hetzelfde moment raakte ik geïnspireerd door de stripreeks 'Magasin Général', die zich in een afgelegen dorpje in Québec afspeelt. Ik heb er dan zelf een eiland met schipbreukelingen van gemaakt, omdat het op die manier universeler is en meer mensen kan aanspreken.
Je haalt de verwoeste natuur op het eiland aan. Zou je kunnen zeggen dat 'De Berenrug' een allegorie is?
Zeker. Dat wilde ik erin leggen zonder dat het te nadrukkelijk aanwezig is – het is tenslotte geen pamflet. Maar mensen moeten die boodschap er wel kunnen uithalen. We wonen op een planeet waarmee de mensen al heel wat hebben uitgespookt.
En we kunnen er ook evenmin af.
Inderdaad. We zitten in wezen op een ark die we niet kunnen verlaten, toch niet met z’n allen. Misschien maar best ook, want anders gaan we elders weer alles vervuilen.
Door een fictieve wereld te nemen krijg je dus meer ruimte om je eigen wetmatigheden te creëren?
Klopt. In 'Schaduw en vuur' deed ik dat in de dystopische hoofdstukken. Daar kun je je eigen wetten stellen. Maar die moeten wel kloppen en dus moet je veel research gaan doen.
Zoals de scheepvaart, en zelfs de scheepsbouw.
Dat is een indirect gevolg van mijn fascinatie voor koude kusten. Ik heb iets met eilanden, ben naar het Canadese Newfoundland gereisd, IJsland, het Schotse Skye en de Orkneys De kiem voor dit boek ontstond echter niet op een eiland, maar in Chili, in het Torres del Paine-nationaal park, te midden van de natuur. Toen kreeg ik dat idee: wat als die natuur er niet meer is en de mensen moeten zien te overleven? Maar ik wilde het klein houden, ik wilde het niet over de hele planeet hebben. Dan is een eiland handig.
Door het verhaal daar te situeren heb je schepen nodig en krijg je een heel verhaal met veel maritieme details. De lezer kent die termen niet allemaal, maar daar was je je ongetwijfeld van bewust?
Dat is een inspanning die je van de lezer vraagt. Ik had over de scheepsbouw in hedendaags Nederlands kunnen vertellen, maar dan zit je in feite een handleiding te lezen. Ik probeerde een manier te vinden, niet om te zeggen wat ze exact aan het doen zijn, maar om een sfeer te creëren. Zo geef ik aan: het speelt zich op die plek af en de mensen bouwen echt op een negentiende-eeuwse manier een boot. Daar krijg ik gemengde commentaren op. Sommige mensen zijn helemaal mee en vinden het geweldig. Andere, veel van mijn mijn vrienden nota bene, struikelden soms over die archaïsche termen. Ik was me er inderdaad van bewust dat ik de lezer daar kwijt te geraken. Nu, zo’n scheepsbouwhandleiding telt tweehonderd pagina’s, terwijl in De Berenrug alles opgeteld nog geen zes pagina’s specifiek over botenbouw gaan. Oorspronkelijk waren het er drie tot vier keer zoveel, dus dan begin je te schrappen tot je echt de essentie overhoudt – die boot moest tenslotte wel gebouwd worden.
In ‘Schaduw en vuur’ zaten enkele vrouwelijke hoofdpersonage. De centrale figuur in 'De Berenrug' is ook een vrouw? Waarom heb je die keuze gemaakt? Een tip die in schrijfopleidingen vaak wordt gegeven is: schrijf over wat je kent.
Ik heb daar nooit in geloofd, in schrijven over wat je kent. Ik kom niet op dat soort verhalen. Of ze vinden mij niet. Ik lees niet graag autofictie dus voel ik me ook niet geroepen om er nog eentje aan de stapel toe te voegen. Ik ga het graag verder zoeken. Bijvoorbeeld door in de huid te kruipen van een vrouw. Als je genoeg inlevingsvermogen hebt en goed observeert dan kun je je dat permitteren.Omdat aan het eind van de negentiende eeuw alles door mannen bepaald wordt, wilde ik als hoofdpersonage net géén man nemen, maar een jonge vrouw die zich tussen de vele standpunten van de andere personages beweegt. Ik heb me ook niet trachten in te beelden hoe ze zou denken als vrouw, maar hoe ze zich als persoon in dat tijdvak zou gedragen.
Je hebt schrijvers die vanuit de personages vertrekken en hen de plot laten ontwikkelen, en er zijn schrijvers die vanuit een verhaal vertrekken en daar vervolgens hun personages in plaatsen. De Berenrug lijkt volgens mij net iets meer naar het tweede te neigen, of zie ik dat verkeerd?
Het is een wisselwerking. Mijn eerste personage was de natuur, het tweede Ellie. Wat je moet proberen te doen – en dat heb ik wel zorgvuldig aangepakt – is personages tegenover elkaar plaatsen die elkaars tegenpolen zijn: de twee broers, de pastoor en de onderwijzer, de onderwijzer en de vuurtorenwachter... Je zet bepaalde lijnen uit, maar uiteindelijk heemt het verhaal toch wendingen die je niet voorzien hebt.
Heeft dat te maken met je manier van werken? Je schrijft verscheidene versies van je romans.
Ik begin altijd met notities te nemen. Dat is de leukste fase: de wereld opbouwen zonder dat er veel vast staat. Op een gegeven moment is er dan iets in jezelf dat zegt: nu kun je aan de eerste pagina beginnen. Het verhaal gaat vervolgens een heel andere kant uit omdat je je personages gaandeweg beter leert kennen en Bij mijn eerste twee boeken heb ik de fout gemaakt dat ik het verhaal onvoldoende wilde loslaten. Als je daar echter niet toe bereid bent, dreigen je personages marionetten te worden die een geforceerde verhaallijn moeten stutten. Dat zie je in sommige boeken echt gebeuren, je ziet personages die enkel en alleen worden opgevoerd om dit of dat te kunnen vertellen of te laten gebeuren. Ik hoop dus dat in De Berenrug de drive vooral vanuit de personages zelf komt en niet zozeer de plot.
Die notities, beschouw je die al als een eerste versie?
Neen, dat is echt nog veldwerk. Ik koop voor elke roman een ordner en notitieblokken met lijntjes. Dan begin ik te noteren - karaktertrekken van personages, flora, fauna.. Zo bouw je langzaamaan een wereld op. Zodra je de hoofdpersonages en hun verlangens kent, begin je te denken: welk verhaal wil ik nu vertellen en hoe ga ik dat doen? Dan begin je een synopsis te creëren. Die synopsis breid je dan steeds verder uit, totdat je aan de hand daarvan kunt zeggen: oké, nu weet ik wat ik wil.
Leg die synopsis naast het uiteindelijke boek en je leest twee verschillende verhalen.. Omdat het verhaal een andere kant uit gaat zodra je begint te schrijven. Omdat je een tweede versie schrijft en een derde versie. Van 'De Berenrug' bestaan vijf versies.
Hoeveel verschillen die dan van elkaar? Alleen op zinsniveau of echt ook nog de plot.
De ontwikkeling die Ellie meemaakt zat al in versie één. 'De Berenrug' is immers ook een verhaal over identiteit en dat lag van meet af aan vast. Ook het slot had ik altijd al zo voor ogen: wat er met Ellie gebeurt én dat een van de personages niet blijkt te zijn wie ze dacht dat hij was.. Andere personages of verhaalelementen zijn wel helemaal veranderd. Vooral van de derde naar de vierde versie. De proloog bijvoorbeeld heb ik in een latere versie in het verhaal geschreven opdat ik het eiland van buitenaf kon introduceren. Eerder werd de lezer enkel verteld hoe gevaarlijk de wateren rond het eiland zijn, door die proloog toe te voegen kon ik het ook tonen. Show, don’t tell, weet je wel.
Wanneer je iets herschrijft, heeft dat weer gevolgen op andere elementen. Zo dreig je bezig te blijven, zoals een wankele tafel waarvan je telkens een andere poot moet inkorten en nooit evenwicht vindt. Hoe los je dat op?
Wanneer ik van de ene versie naar de volgende ga, begin ik niet in de vorige versie te schrijven. Ik print de vorige versie uit en begin in een leeg document. Want zoals je zegt: als je je eerste zin herschrijft, je eerste tafelpoot, dan moet je de tweede herschrijven enzovoort. Dus moet je in feite van nul herbeginnen. Af en toe neem ik een zin onveranderd over, dat gebeurt. Maar mijn werkwijze is altijd zo: ik leg de oude versie naast me om het verhaal te volgen en ik begin opnieuw.
Gelukkig bewaar je toch af en toe zinnen, want ook in de eerdere versies zullen er best mooie staan?
Ja, maar ik doe het op die manier om te vermijden dat ik slechts hier en daar een woordje ga aanpassen. Alleen zo kan ik het doen kloppen.
Als je een versie hebt afgewerkt, hoe weet je dan of dat de laatste was of dat er nog een nieuwe versie nodig is?
Net zoals je op een bepaald moment voor jezelf hebt uitgemaakt dat je aan de eerste versie kunt beginnen te schrijven, weet je na een bepaalde versie ook gewoon dat het de definitieve is. Op dat moment moet je het lef hebben om te stoppen. Om het met Paul Valéry te zeggen: 'Un ouvrage n'est jamais achevé, mais abandonné.'
Je hebt een halftijdse job, hoe deel je je schrijftijd in?
Ik schrijf in de voormiddag van acht tot ongeveer twaalf of één uur. Dan ga ik een eindje lopen of wandelen en begin ik aan mijn dagtaak. Dat werkt voor mij beter dan twee of drie dagen per week werken en de andere dagen schrijven. Want dan heb je twee of drie dagen niet geschreven en is je schrijfroutine onderbroken.
Als je gaat wandelen of lopen, neem je dan notitiemateriaal mee?
Ik heb altijd een boekje bij, maar ik merk dat de echt goeie ideeën toch in je hoofd blijven zitten.
-----------------------------------------------------------------------------
'De Berenrug' (2020) door Dimitri Bontenakel
Uitgeverij Wereldbibliotheek
----------------------------------------------------------------------------
Ontdek interviews met bekende schrijvers en aanstormend talent, schrijftips en -advies.
Krijg VERZIN, hét magazine dat je aan het schrijven zet, vier keer per jaar in de bus voor slechts 15 euro.