Colson Whitehead: "Ik werd schrijver toen ik besefte dat niemand mijn werk goed vond."

Colson Whitehead schrijft geschiedenis. Hij is de eerste Afro-Amerikaanse auteur die met twee Pulitzerprijzen aan de haal gaat. Whitehead kreeg zijn eerste Pulitzerprijs voor fictie voor zijn geroemde slavernijroman De ondergrondse spoorlijn. Dit keer viel zijn huiveringwekkende boek De jongens van Nickel in de prijzen.

Over die roman ging Liza Noteris in 2019 in gesprek met de auteur.

 

“Hoe meer ik schreef, hoe wanhopiger ik werd.”

De Afro-Amerikaanse schrijver Colson Whitehead (1969) daalt met zijn zevende roman nogmaals de donkerste krochten van de Afro-Amerikaanse geschiedenis in. Na zijn gevierde slavernijroman De ondergrondse spoorweg waagde Whitehead zich aan De jongens van Nickel, een tuchtschooltragedie gebaseerd op waargebeurde feiten. Whitehead walst in zijn nieuwste worp tussen feit en fictie, speelsheid en verschrikking en hoop en vertwijfeling. En dat laat een mens niet onberoerd: “Tijdens de laatste werkweken van het boek voelde ik me depressief. Ik kon geen getuigenis van de tuchtschool meer horen of zien.”

 

Ik ontmoet Colson Whitehead in het viersterrenhotel Martin’s Klooster. Whitehead neemt nog snel een powernap voor ons interview, geen overbodige luxe met een goed gevulde promotour. Voor mij zit een uitgerust man van middelbare leeftijd met een guitige doch ingetogen blik. Die blik verraadt meteen hoe Whitehead naar de wereld kijkt: het is een absurd gegeven, waar we maar beter de draak mee steken.

De jongens van Nickel werd geboren uit een gruwelijke ontdekking op de Arthur G. Dozier School for Boys in Florida. Dozier was een tuchtschool uit de jaren 60 waar de opzichters lijfstraffen, seksueel misbruik en martelingen niet schuwden. Whitehead hoorde er voor het eerst over in 2014, toen de stoffelijke overschotten van gemartelde jongens werden opgegraven. In 2017 liep de promotie van Whiteheads De ondergrondse spoorweg op haar laatste benen. Er sluimerden toen nieuwe ideeën voor een roman in zijn brein.

 

Waarom koos je uiteindelijk voor De jongens van Nickel?

Er lagen twee plannen op tafel: één was een in Harlem gesitueerde misdaadroman, de ander was gebaseerd op het huiveringwekkend relaas van de Dozier School in het gesegregeerde Florida. Het verhaal van de tuchtschool bleef hangen en voelde dwingender aan dan de detective. Ook De ondergrondse spoorweg begint met een opmerkelijk nieuwsrapport. Ik kon het niet van me afschudden, ik moest er iets mee aanvangen.

 

Waarom bleef het verhaal van Dozier hangen?

Wat daar gebeurde is een inktzwarte bladzijde uit onze Amerikaanse geschiedenis. Toch leek het ons land niet te deren. Tegelijk kwam er steeds meer berichtgeving over blanke politiemannen die jonge Afro-Amerikanen afranselden, niet zelden met de dood tot gevolg. Het frustreerde me dat die politiemannen ongestraft bleven. Dozier was voor mij het zoveelste voorbeeld van misdadigers die ontkomen aan de gevolgen van hun gruweldaden. In interviews over Dozier kleurden de meeste overlevenden blank, terwijl het overgrote deel van de schoolgaande jongens zwart was. Ik wilde met *De jongens van Nickel* de zwarte kant van de campus tonen.

 

Vind je het belangrijk een politieke boodschap te brengen met dit boek?

Nee. Ik betwijfel of kunst politiek kan veranderen. Daar draait mijn werk niet om. Ik schrijf politieke boeken over institutioneel racisme of kapitalisme. Een ander deel van mijn oeuvre staat mijlenver van de grote cultuurkritiek. Het boek Kaarten op tafel gaat over het grootste pokerevent ter wereld, niet meteen een politiek geladen onderwerp. Ik geloof niet dat boeken zo centraal staan in een cultuur dat ze verandering teweegbrengen. De mensen die echt iets in de pap te brokken hebben, lezen De jongens van Nickel niet. De eerste vraag die ik me bij een nieuw schrijfproject stel: ‘Wat is het meest aantrekkelijke verhaal op dit moment in mijn leven?’ Als je een goed boek schrijft, volgen mensen automatisch.

 

Wanneer wist je dat je schrijver wilde worden?

Ik was rond mijn tiende verknocht aan Marvel Comics, Stephen King en sciencefiction. Tot ik besefte dat ook ik verhalen kon verzinnen over weerwolven, robots en zombies. Toegegeven, ik was een nerd en verhalen vertellen leek me zo slecht nog niet. Als bonus kan je thuis werken. Dat past volledig bij wie ik ben.

 

Een droom van menig tienerjongen, maar je moet het nog steeds waarmaken.

Ja, pas op de universiteit kwam mijn schrijven in een stroomversnelling terecht. Ik schreef voor The village boys, een links artistiek weekblad. Na een tijdje bouwde ik genoeg zelfvertrouwen op om zelf met fictie te starten. Ik werd freelancer om aan een zeer slechte roman te werken. (lacht) Mijn eerste boek kreeg 25 afwijzingen. Uiteindelijk dumpte mijn vertegenwoordiger me. Een cruciaal moment, want ik stond voor de keuze: doorgaan of stoppen. Ik werd dus schrijver toen ik besefte dat niemand mijn werk goed vond.

 

Goed dat je doorzette.

Misschien niet zo’n prettige boodschap aan schrijvers in spe, maar schrijven wordt er niet makkelijker op. (lacht) Het enige wat helpt is schrijven, schrijven en nog eens schrijven. Zo ontdek je wat voor auteur je bent. Niemand, misschien een paar godenkinderen daar gelaten, debuteert fenomenaal. Blijf focussen, het wordt echt beter.

 

Het wordt zelfs bekroond met een Pulitzerprijs.

Ik trok me na de Pulitzer voor De onderdrondse spoorweg weinig aan van de verwachtingen van anderen. Ik heb daar toch geen grip op. Wat voor mij primeert is een goed boek schrijven. De angstige vraag of een zin, paragraaf of idee goed genoeg is, blijft de eeuwige metgezel in mijn schrijversbestaan. Met of zonder Pulitzer.

 

  

Fragment uit "Hoe meer ik schreef, hoe wanhopiger ik werd", interview met Colson Whitehead door Liza Noteris. VERZIN, januari 2020. 

Foto: © Michael Lionstar

------------------------------------------------------------------------------

Ontdek interviews met bekende schrijvers en aanstormend talent, schrijftips en -advies.
Krijg VERZIN, hét magazine dat je aan het schrijven zet, vier keer per jaar in de bus. 

Gepubliceerd op

6 mei 2020